Lijst van bijwoordelijke bepalingen

[gejat van M.C. van der Toorn]

1. Bepalingen van plaats. Deze behelzen het antwoord op de vraag waar? Bijv.:
(1) Mieke woont op de Stadhouderskade.
(2) We zitten in de voorkamer.
Een aparte groep hierbij vormen de bepalingen van richting, die het antwoord geven op de vraag waarheen?
(3) We fietsten naar de Lage Vuursche.
2.Bepalingen van tijd. Deze geven het antwoord op de vraag wanneer? Bijv.:
(4)In 1648 werd de vrede van Münster gesloten.
(5)De vergadering begint om acht uur.
(6)Overmorgen kom ik.
3.Bepalingen van oorzaak. Ze geven antwoord op de vraag waardoor? Bijv.:
(7)Door dat onweer is het nu veel frisser geworden.
(8)Als gevolg van die aanrijding vonden er nog twee kettingbotsingen plaats.
(9)Hij schreeuwde van de pijn.
4.Bepalingen van de handelende persoon, ook genoemd: passieve door-bepalingen. Ze geven antwoord op de vraag door wie bij gezegdes die in de zgn. lijdende vorm staan. Bijv.:
(10)Dat boek werd door de recensent afwijzend besproken.
(11)Op die oproep is door weinig mensen gereageerd.
Bij omzetting in de zgn. bedrijvende vorm (zie daarvoor ook 5.5.1.) worden de personen uit de door-bepaling tot OND. Bijv.:
(10a)De recensent besprak dat boek afwijzend.
(11a)Weinig mensen hebben op die oproep gereageerd.
5.Bepalingen van reden. Ze geven antwoord op de vraag waarom? Bijv.:
(12)Om een man heeft zij haar carrière afgebroken.
(13)Terwille van de laatkomers zal ik dit nog even herhalen.
(14)Vanwege het slechte weer zijn we vroeger thuisgekomen.
6.Bepalingen van gevolg, antwoord gevende op de vraag met wat voor gevolg? Bijv.:
(15)Tot mijn ontzetting zag ik hem ineens onderuit glijden.
(16)Tot grote ergernis van de anderen stak Janus toch een sigaar op.
7.Bepalingen van doel, antwoord gevend op de vraag waartoe? met welk doel? Bijv.:
(17)Ten bate van de vluchtelingen werd gecollecteerd.
(18)Om vroeg weg te kunnen had hij zich al helemaal gekleed.
(19)Tot herstel van zijn gezondheid gaat hij naar een sanatorium.
8.Bepalingen van voorwaarde, antwoord gevende op de vraag onder welke voorwaarde? Bijv.:
(20)Bij veel aanvoer dalen de haringprijzen.
(21)Bij gunstig weer gaat het uitstapje door.
(22)IJs en weder dienende vindt de wedstrjd om 12 uur plaats.
9.Bepalingen van toegeving, antwoord gevende op de vraag ondanks wat? Bijv.:
(23)Niettegenstaande het slechte weer waren er veel bezoekers.
(24)Ondanks alle tegenslag bereikte hij zijn doel.
(25)In weerwil van de oppositie kon de minister het ontwerp er door krijgen.
10.Bepalingen van middel, antwoord gevend op de vraag waarmee? Bijv.:
(26)Met zo'n bot mes kun je niet snijden.
(27)Door middel van een druktoets werd de machine in beweging gebracht.
(28)Door hem van alles en nog wat voor te spiegelen heb ik hem overgehaald.
11.Bepalingen van hoedanigheid, antwoord gevend op de vraag hoe? Bijv.:
(29)Het boek was netjes gedrukt.
(30)Hij ging per helikopter naar het dichtstbijzijnde vliegveld.
De bepalingen van hoedanigheid vormen een moeilijk te beschrijven groep. Met name is niet eenvoudig onderscheid te maken met zgn. bepalingen van wijze, die men wel als een aparte categorie heeft willen zien. De voorbeelden (31) en (32) bevatten bepalingen van wijze:
(31)De gewonde beer stierf ellendig.
(32)Liza zong enthousiast de liedjes mee.
Deze zinnen kunnen geparafraseerd worden als:
(31a)De gewonde beer stierf op ellendige wijze.
(32a)Liza zong op enthousiaste wijze de liedjes mee.
Wanneer een omschrijving met op... wijze mogelijk is, kan men uiteraard van een bepaling van wijze spreken. Bij de behandeling van de bepaling van gesteldheid (1.12) komen wij op deze bepalingen van wijze terug.
12.Bepalingen van hoeveelheid, antwoord gevend op de vraag hoeveel? Bijv.:
(33)Dat boek kost dertien gulden negentig.
(34)Het meisje was zeven jaar oud.
(35)Nadja weegt vijf en zeventig kilo.
Hierbij dient opgemerkt dat deze bepalingen niet als voorzetselconstituenten realiseerbaar zijn, een uitzondering op de regel die we hiervoor formuleerden. Dat deze bepalingen geen LV kunnen zijn hebben we reeds gezien: ze kunnen niet als laatste deel van een gekloofde zin optreden. Tegenwoordig noemt men ze wel ‘maatconstituenten’.
13.Bepalingen van graad, antwoord gevend op de vraag in welke mate? Bijv.:
(36)De stuntrijder was in hoge mate roekeloos.
(37)Zijn toestand ging tamelijk snel achteruit.
(38)Dat is te gek.
(39)Wim had het weer verbazend druk.
Uit de voorbeelden blijkt dat dit de Bijw. B. zijn die in eerste instantie weer bepaling bij een ander woord zijn: soms bij een Bijw. B., soms bij een naamw. deel van het gezegde; het zijn dus interne Bijw. B.
14.Bepalingen van omstandigheid, antwoord gevend op de vraag onder welke omstandigheden? Bijv.:
(40)Ik slaap altijd met open raam.
(41)Onder grote hilariteit viel de spreker van het podium.
(42)Zonder middelen van bestaan keerde het gezin naar Europa terug.
(43)Ik wil U met genoegen te woord staan.
(44)Onverrichterzake keerde Flipsen terug.
15.Bepalingen van beperking, antwoord gevend op de vraag in welk opzicht? in hoeverre? Bijv.:
(45)Voor boodschappen-doen is die ouwe jas nog goed genoeg.
(46)Voor een amateur heeft hij die versterker aardig in elkaar gezet.
(47)Wat betreft overlevingskansen is er geen zinnig woord te zeggen.
(48)Hij wint het van jou in snelheid.
(49)Al naar gelang je doorwerkt, ben je vlug klaar.
16.Bepalingen van vergelijking, antwoord gevend op de vraag vergeleken met wie of wat? Bijvoorbeeld:
(50)Miel is zwaarder dan Piet.
(51)De bank is even lang als de tafel.
(52)Vestdijk schreef meer dan een normale lezer kon bijhouden.
Zoals uit (52) blijkt kan zo'n Bijw. B. van vergelijking een pv bevatten, dus eigenlijk een zin zijn. Maar ook van (70) en (71) geldt dat de bepalingen hier opgevat kunnen worden als reducties van zinnen.
In de voorbeeldzinnen (50) t/m (52) is weer sprake van interne Bijw. B. Bij de ontleding van (50) wordt zwaarder dan Piet in z'n geheel als naamw. deel benoemd; daarin is dan Piet een (interne) Bijw. B. bij zwaarder. In (51) is even... als de tafel een Bijw. B. bij lang, enz.
17.Bepalingen van modaliteit. Hiervan werd reeds opgemerkt dat ze de gehele zin (dus subject én predikaat beide) nader bepalen. Ze drukken het al dan niet werkelijk zijn van de geuite gedachte uit en alle daartussen liggende mogelijkheden. Zo'n modale bepaling moet altijd opgenomen kunnen worden in de sjablone het is... zo, dat... Bijv.:
(53)Karel komt waarschijnlijk naar Utrecht.
(53a)Het is waarschijnlijk zo, dat Karel naar Utrecht komt.
(54)Hij is misschien ziek geworden.
(54a)Het is misschien zo dat hij ziek geworden is.
Andere veel voorkomende modale bepalingen zijn blijkbaar, schijnbaar, zeker, beslist, helaas, ook, toch, mogelijk, denkelijk, vermoedelijk, naar alle schijn, naar mijn mening, wel, allicht. Tenslotte behoort tot deze groep modale bepalingen ook het woord niet, dat wel apart benoemd wordt als bepaling van ontkenning. Het voldoet aan de kenmerken van de modale bepalingen:
(55)Onze buren gaan van de zomer niet met vakantie.
(55a)Het is niet zo, dat onze buren van de zomer met vakantie gaan.