Examen VWO
2014
tijdvak 2
dinsdag 17 juni
13.30 - 16.30 uur
Nederlands
Bij dit examen hoort een bijlage.
Dit examen bestaat uit 18 vragen en een samenvattingsopdracht.
Voor dit examen zijn maximaal 48 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald
kunnen worden.
Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden
gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan
één zin, wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
VW-1001-a-14-2-o
Tekst 1 Historici, durf lessen te trekken!
In de tekst ‘Historici, durf lessen te trekken!’ kunnen achtereenvolgens de
volgende delen worden onderscheiden:
deel 1: Een maatschappelijk probleem
deel 2: Situatieschets en oorzaken van het probleem
deel 3: Voorstellen voor oplossing van het probleem
deel 4: Relativering van het probleem
deel 5: Samenvatting
1p
1
Bij welke alinea begint deel 2, ‘Situatieschets en oorzaken van het
probleem’?
1p
2
Bij welke alinea begint deel 3, ‘Voorstellen voor oplossing van het
probleem’?
De tekst bevat verwijten aan historici en journalisten. Daarnaast worden in
de tekst verwijten genoemd ten aanzien van drie andere beroepsgroepen,
waaronder docenten.
3p
3
Benoem de twee andere beroepsgroepen en geef aan welke verwijten aan
de drie beroepsgroepen worden gemaakt. Neem hiertoe onderstaande
tabel over en vul die verder in.
Beroepsgroep
Verwijt(en)
1 Docenten geschiedenis
2
3
1p
4
Wat is de belangrijkste functie die alinea 12 heeft ten opzichte van de
omringende tekst?
Kies uit: afweging, conclusie, gevolgtrekking, oorzaak, samenvatting,
tegenstelling, toegeving, uitwerking, verklaring, voorwaarde.
1p
5
Wat is de belangrijkste functie die alinea 13 heeft ten opzichte van de
voorgaande alinea?
Kies uit: afweging, conclusie, gevolgtrekking, nuancering, oorzaak,
samenvatting, toegeving, uitwerking, verklaring, voorwaarde.
In alinea 6 kan een kritische lezer een overhaaste generalisatie zien.
1p
6
Leg met verwijzing naar de gegeven argumentatie in de tekst uit waarom
een kritische lezer hier die drogreden kan zien.
VW-1001-a-14-2-o
2 / 6
lees verder ŹŹŹ
In alinea 7 maakt de auteur diens waardering van hedendaagse
geschiedkundige studies duidelijk.
1p
7
Welk middel wordt daartoe meerdere keren gebruikt?
A De visie van wetenschappers wordt gesteld tegenover de mening van
leken.
B Problemen uit het verleden worden gesteld tegenover zaken uit het
heden.
C Relatief onbelangrijke zaken worden gesteld tegenover mondiale
problemen.
D Schijnbaar onbetwistbare feiten worden gesteld tegenover
ontwikkelingen die ongewis zijn.
“Waarom moet altijd alles nut hebben? In dit geval heb ik toch bezwaren.”
(regels 138-140)
1p
8
Tegen welk aspect van het huidige historische onderzoek heeft de auteur
in dit geval met name bezwaar?
Alinea 11 is te lezen als een zelfstandige redenering.
3p
9
Benoem de functie van de afzonderlijke zinnen in deze redenering.
Neem daartoe de nummers uit onderstaand schema over en noteer per
nummer de functie van de zin. Maak een keuze uit de volgende functies:
aanbeveling, argument, bewering, constatering, gevolg, oorzaak,
samenvatting, tegenwerping, toegeving, verklaring, voorbeeld.
Let op, je mag elke term maar één keer gebruiken.
1
Eigenlijk zou het hele promotietraject
standpunt
moeten worden afgeschaft, of in ieder geval
grondig moeten worden herzien.
2
Jonge, bevlogen historici in de kracht van
hun leven vier jaar lang onderdompelen in
de trivialiteit - dat verzin je toch niet?
3
Zeker, er zijn genoeg redenen om
terughoudend te zijn als historicus midden in
de actualiteit.
4
Als we echt zo veel zouden kunnen leren
argument bij vorige zin
van het verleden, dan leefden we allang in
het paradijs.
5
Maar dat is nog geen reden om de
geschiedbeoefening tot academisch
hobbyisme te reduceren.
6
Laat het vak het strijdtoneel zijn van
originele, tegendraadse en zelfs ronduit
partijdige analyses; laat de angst voor kleine
vergissingen, anachronismen en sweeping
statements niet langer regeren.
VW-1001-a-14-2-o
3 / 6
lees verder ŹŹŹ
Het tekstfragment dat bestaat uit alinea 12 en 13 is te zien als een op
zichzelf staande argumentatie met een impliciete conclusie.
2p
10
Parafraseer deze argumentatie met de impliciete conclusie in de vorm van
drie (deel)zinnen volgens onderstaand schema:
Weliswaar … maar … Daarom …
Uit alinea 14 blijkt een specifieke opvatting over het uitspreken van een
mening.
1p
11
Citeer uit het tekstgedeelte dat bestaat uit alinea 9, 10 en 11 de zin
waaruit het meest duidelijk blijkt wat de auteur volgens de tekst vindt van
de hedendaagse opvatting over het uitspreken van een mening.
In alinea 4 wordt ervan uitgegaan dat geschiedenis een belangrijk punt is
in de politiek, terwijl in alinea 15 wordt gesteld dat historische argumenten
“nauwelijks een rol van betekenis” hebben in de politiek.
Hier lijkt sprake van een tekstuele tegenstrijdigheid.
3p
12
Leg uit waarom er geen sprake van een tegenstrijdigheid is. Gebruik voor
je antwoord niet meer dan 30 woorden.
1p
13
Welke uitspraak over het verband tussen alinea 1 enerzijds en alinea’s 14
en 15 anderzijds is de beste?
A In alinea 1 wordt een probleem geschetst en in alinea 14 en 15
worden daarvoor oorzaken genoemd en wordt daaruit een conclusie
getrokken.
B In alinea 1 wordt een probleem geschetst en in alinea 14 en 15
worden daarvoor een mogelijke oplossing en verklaringen gegeven.
C In alinea 1 wordt een stelling geponeerd en in alinea 14 en 15 wordt
die stelling herhaald en worden bijbehorende argumenten gegeven.
D In alinea 1 wordt een stelling geponeerd en in alinea 14 en 15 wordt
die stelling herhaald en wordt een samenvatting gegeven.
Verspreid in de tekst worden verschillende aanbevelingen gedaan aan
historici.
3p
14
Welke vier van onderstaande tien aanbevelingen worden in de tekst
gedaan? Noteer de nummers.
Historici
1 moeten aantrekkelijker en boeiender schrijven over hun vak.
2 moeten bewaken dat de geschiedenis correct wordt weergegeven.
3 moeten hun werk leerzamer maken voor jongeren.
4 moeten maatschappelijke relevantie van hun werk nastreven.
5 moeten meer individueel verantwoordelijkheidsgevoel tonen.
6 moeten meer voorbeelden aan de actualiteit ontlenen.
7 moeten minder misleidende historische analogieën bieden.
8 moeten politici adviseren over maatschappelijke vraagstukken.
9 moeten terughoudend zijn met adviezen aan politici.
10 moeten zich actiever opstellen in het maatschappelijk debat.
VW-1001-a-14-2-o
4 / 6
lees verder ŹŹŹ
1p
15
Welke van de volgende zinnen geeft het beste de hoofdgedachte van de
tekst weer?
A Historici hebben hun maatschappelijke taak veronachtzaamd en
daarom wordt het tijd dat ze zich meer richten op verbanden tussen
het heden en het verleden om op basis daarvan te adviseren over
actuele maatschappelijke problemen.
B Historici houden zich alleen met onbelangrijk historisch onderzoek
bezig en daarom wordt het tijd dat ze meer onderzoek doen naar
verbanden tussen het heden en het verleden om daarmee de politiek
te kunnen adviseren.
C Historici laten zich bij hun onderzoek te veel leiden door wat
journalisten en politici van hun vak vinden en daarom wordt het tijd dat
ze afstand nemen van die groepen om zich meer met
maatschappelijke problemen bezig te houden.
D Historici richten zich eenzijdig op het verleden en het wordt tijd dat ze
op basis van onderzoek naar actuele maatschappelijke problemen
voorspellen in welke richting de maatschappij zich het beste kan
ontwikkelen.
1p
16
Hoe kan de tekst het beste worden gekarakteriseerd?
A als een activerende tekst met polemiserende elementen
B als een beschouwende tekst met betogende elementen
C als een polemiserende tekst met beschouwende elementen
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
VW-1001-a-14-2-o
5 / 6
lees verder ŹŹŹ
tekstfragment 1
“Het leven moet achterwaarts begrepen worden, maar voorwaarts
geleefd.” Dit is een van de bekende citaten van de Deense filosoof Søren
Kierkegaard. Een uitspraak waar je op het eerste gezicht de logica wel
van onderschrijft, maar in tweede instantie aan begint te twijfelen: gaat dit
nog wel op voor deze tijd? Zijn we nog wel bezig ons leven achterwaarts
te begrijpen?
Veel wijst erop dat we in een ‘geschiedenis-loze’ tijd leven. Dat is een
even spectaculaire als onheilspellende ervaring. 21ste-eeuwse mensen
hebben het idee niet langer schatplichtig te zijn aan het verleden, aan hoe
het vroeger ging. Voorouderlijke tradities zijn weggevaagd, ze worden
geminacht: daar kan niet meer op gekoerst worden. We beleven Stunde
Null van een nieuwe wereldsamenleving. Zogenaamd zonder precedent.
Zonder historische wortels.
Samenleven doen we voortaan op de tast. Tradities en gezagvolle normen
wijzen ons steeds minder de weg. Expertkennis is van haar voetstuk
gevallen. Wetenschap is ontmaskerd als een onbetrouwbare
boodschapper van De Waarheid. Religie, levensbeschouwing en
beschavingsoverdracht zijn verdampt in de postmoderne conditie.
naar: René Cuperus
uit: de Volkskrant, 10 juni 2013
3p
17 In zowel de hoofdtekst als tekstfragment 1 wordt een geringe waardering
voor historische kennis gesignaleerd. Geef aan hoe beide teksten van
elkaar verschillen als het gaat om het ontstaan van deze geringe
waardering. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 35 woorden.
Uit de woordkeuze van de auteur kun je opmaken dat hij de in
tekstfragment 1 beschreven maatschappelijke tendens betreurt.
3p
18 Noem zes woorden of woordgroepen waaruit dit onmiskenbaar blijkt.
Tekst 2 Wat weerloos is, is niet per se van waarde
17p
19 Maak een goedlopende samenvatting in correct Nederlands bij de tekst
‘Wat weerloos is, is niet per se van waarde’ in maximaal 180 woorden.
Zorg ervoor dat deze samenvatting begrijpelijk is voor iemand die de
oorspronkelijke tekst niet kent. Uit je samenvatting moet duidelijk worden:
welke visie natuurpuristen hebben op de natuur;
welk standpunt de auteur inneemt tegenover natuurpuristen;
welke ontwikkeling in Nederland aan dit standpunt ten grondslag ligt;
met welke argumenten de visie van natuurpuristen wordt bestreden;
welke tweeledige conclusie wordt getrokken.
Bronvermelding
Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen
behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd.
VW-1001-a-14-2-o
6 / 6
einde