Examen VWO
2008
tijdvak 2
dinsdag 17 juni
13.30 - 16.30 uur
Nederlands
Bij dit examen hoort een bijlage
Dit examen bestaat uit 21 vragen en een samenvattingsopdracht.
Voor dit examen zijn maximaal 50 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen
worden.
Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd.
Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan één zin, dan wordt
alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
800049-2-001o
Tekst 1 Wie de beschaving terug wil, moet weer leren
balanceren
1p
1
Welke uitspraak over alinea 1 is juist?
A Alinea 1 bevat een anekdote die dient ter introductie van het onderwerp van
de tekst.
B Alinea 1 formuleert de probleemstelling die het uitgangspunt vormt van de
tekst.
C Alinea 1 noemt de directe aanleiding die tot het schrijven van de tekst heeft
geleid.
D Alinea 1 vormt een korte samenvatting van het vervolg van de tekst.
Het is mogelijk na de inleidende alinea de tekst in vier delen te verdelen,
waarboven achtereenvolgens de volgende kopjes kunnen worden geplaatst:
1 Wat is vrijheid?
2 De publieke ruimte als maatschappelijke verworvenheid
3 Teloorgang van het oude beschavingsideaal
4 Terug naar de beginselen van weleer
1p
2
Boven welke alinea past het beste kopje 2, ‘De publieke ruimte als
maatschappelijke verworvenheid’?
1p
3
Boven welke alinea past het beste kopje 3, ‘Teloorgang van het oude
beschavingsideaal’?
1p
4
Boven welke alinea past het beste kopje 4, ‘Terug naar de beginselen van
weleer?
In het tekstgedeelte van alinea 2 tot en met 4 beargumenteert de auteur, dat de
omgangsvormen zijn verruwd.
3p
5
Geef het argument en de twee subargumenten. Gebruik voor je antwoord
onderstaand schema.
Omgangsvormen zijn verruwd
stelling
doordat ...
argument
want ...
subargument
want ...
subargument
In alinea 8, 9 en 10 wordt beargumenteerd, waarom het openbaar debat niet
meer mogelijk is.
1p
6
Op welk soort argumentatie is deze redenering hoofdzakelijk gebaseerd?
Op argumentatie
A op basis van kenmerken en eigenschappen.
B op basis van oorzaak-gevolgrelaties.
C op basis van overeenkomsten en vergelijkingen.
D op basis van voorbeelden.
1p
7
Met welke van de vier ‘klassieke deugden’ vormt het ‘eigentijds ideaal’ (regels
124-125) het meest een schril contrast?
800049-2-001o
2
lees verder ►►►
1p
8
Aan welke van de vier klassieke deugden ontbreekt het ‘de politiek’ (regel 136)
het meest?
In de tekst verwijst de auteur uitgebreid naar de klassieke oudheid ter
ondersteuning van zijn standpunt.
1p
9
Wat is het belangrijkste argument dat de auteur aan deze historische verwijzing
ontleent?
A Beschaving is een verantwoordelijkheid van alle burgers en noodzaakt tot
het hanteren van spelregels.
B Beschaving is een zaak van academisch gevormde burgers die in staat zijn
op een redelijke wijze met elkaar van mening te verschillen.
C Het barbarendom vormde niet alleen in de oudheid een gevaar, maar vormt
ook nu een reële bedreiging.
D Sinds het bestaan van de klassieke Griekse cultuur is het met de westerse
beschaving bergafwaarts gegaan.
In alinea 11 is sprake van een ‘fiscale transactie’.
1p
10
Wat houdt deze transactie in?
In ruil voor het betalen van belasting
A draagt de burger de verantwoordelijkheid voor openbare ruimtes over aan de
staat.
B kan de zorg voor de openbare ruimtes aan derden worden uitbesteed.
C vervalt voor de burger de zorg voor de openbare ruimtes.
D wordt de burger mede-eigenaar van de openbare ruimtes.
1p
11
Welke ‘moedige daad’ (regel 204) wordt van de politici verwacht?
A De politici moeten de publieke fora beschermen en actief bijdragen aan de
ontwikkeling van moderne vormen van actief burgerschap.
B De politici moeten de publieke fora beschermen en de strijd aangaan tegen
de hufterigheid, die schrikbarende vormen aanneemt.
C De politici moeten niet langer een afwachtende houding aannemen, maar de
belangen van de publieke ruimte erkennen.
D De politici moeten zich veel meer open stellen voor andere opvattingen en
meningen, en zich vooral niet opsluiten in een eigen ideologie.
Het verlangen naar ‘een collectieve identiteit’ (regels 61-62) heeft een
problematische kant.
1p
12
Citeer uit alinea 12 een zinsgedeelte waarin de maatschappelijke verschijnselen
worden aangeduid waarmee deze problematische kant direct verband houdt.
Alinea’s hebben een bepaalde functie in relatie tot elkaar die aangegeven kan
worden met onder meer de volgende functiewoorden: conclusie, constatering,
inleiding, oorzaak, samenvatting, tegenstelling, uitwerking, verklaring, voorbeeld
en voorbehoud.
2p
13
Welke twee functies heeft alinea 14 in relatie tot alinea 13? Kies als antwoord
twee van de bovenstaande functiewoorden.
800049-2-001o
3
lees verder ►►►
Lees de volgende twee passages:
1
“De burgers kunnen niet meer naar eigen believen gebruikmaken van de
omroep voor het voeren van het openbare debat, ook al waren de publieke
omroepen daar oorspronkelijk wel voor bedoeld.” (regels 157-162)
2
“In het huidige bestel zal dit niet lukken: dat vertoont nog steeds trekken van
het verzuilde Nederland waarin de verschillende groepen zich niet
openstelden voor andere meningen en opvattingen, maar zich juist opsloten
in hun eigen ideologie.” (regels 247-253)
3p
14
Leg uit in welk opzicht deze twee passages tegengesteld aan elkaar lijken.
Gebruik voor je antwoord maximaal 40 woorden.
“Burgerschap doet … klassieke deugdenleer.” (regels 185-199)
Deze passage bevat een stelling en twee bijbehorende argumenten.
1p
15
In welke volgorde staan ze in de tekst?
A argument - argument - stelling
B argument - stelling - argument
C stelling - argument - argument
In de tekst formuleert de auteur een algemene opvatting over beschaving.
1p
16
Welke van onderstaande uitspraken geeft de opvatting van de auteur het beste
weer?
A Beschaving is een hoogstaand spel, dat luistert naar bepaalde regels en
zich baseert op algemene deugden.
B Beschaving is slechts mogelijk in een samenleving waar vrijheid van
meningsuiting heerst.
C Beschaving veronderstelt eigenschappen die door opvoeding en onderwijs
moeten worden aangeleerd.
D Het bildungsideaal beoogt een vorm van beschaving die nog steeds tot
voorbeeld strekt en die daarom gehandhaafd moet blijven.
1p
17
Tot welke tekstsoort dient de tekst ‘Wie de beschaving terug wil, moet weer
leren balanceren’ gerekend te worden?
A De tekst is hoofdzakelijk activerend van aard, omdat het er de auteur om te
doen is de lezers op te roepen in actie te komen tegen de voortgaande
verloedering van de publieke ruimte.
B De tekst is hoofdzakelijk beschouwend van aard, omdat de auteur
overwegingen op de voorgrond stelt ten aanzien van de verbetering van het
politieke klimaat.
C De tekst is hoofdzakelijk betogend van aard, omdat het de auteur er om te
doen is zijn standpunt ten aanzien van de kwaliteit van het publieke debat te
benadrukken.
D De tekst is hoofdzakelijk uiteenzettend van aard, omdat de auteur de
feitelijke analyse van de bepalende factoren die de publieke ruimte
perverteren, vooropstelt.
800049-2-001o
4
lees verder ►►►
1p
18
Welke van onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van de tekst het
beste weer?
A De politiek moet de verruwing van de samenleving tegengaan, die een
gevolg is van de verloedering van de publieke ruimte. Op deze wijze zal het
klassieke bildungsideaal vanzelf weer een centrale plaats in de
maatschappij krijgen.
B De verruwing van het openbare leven is het gevolg van de teloorgang van
het klassieke beschavingsideaal van een vrije samenleving. De burgers
moeten gezamenlijk weer zorg dragen voor een gezonde politiek.
C Het huidige openbare debat wordt bepaald door allerlei vormen van
hufterigheid die veelal vanuit commercieel oogmerk gevoed worden door de
nieuwe media. Aan die ontwikkeling moet de politiek een halt toeroepen.
D Voor het bestaan van een beschaafde samenleving is de aanwezigheid van
een gezonde publieke ruimte van doorslaggevend belang. Daarom moet de
openbare ruimte in ere worden hersteld.
Tekstfragment 1
(1) Het thema ‘waarden en normen’ staat volop in de maatschappelijke
belangstelling. Dat is niet voor niets. In alle geledingen van de samenleving
bestaat er een zeker onbehagen over een verruwing van omgangsvormen. Dit
breed levende onbehagen heeft in de publieke discussie dikwijls betrekking op
een veelheid aan gesignaleerde ontwikkelingen op tal van terreinen van de
samenleving. Welbeschouwd gaat achter de actuele discussie over waarden en
normen een grote variëteit aan maatschappelijke ongenoegens schuil. Deze
lopen uiteen van concrete ergernissen ten aanzien van asociaal gedrag op straat,
misbruik van collectieve voorzieningen, respectloosheid ten opzichte van
ouderen, wangedrag van leerlingen in het onderwijs tot buitensporig geweld op
de televisie. Sommigen spreken meer in het algemeen over een toename van
‘hufterigheid’ in de maatschappij, in het bijzonder in de publieke ruimte.
(2) Naast onvrede over bepaalde vormen van normoverschrijdend gedrag en een
door velen gepercipieerde verharding van de samenleving wordt het gebrek aan
waarden en normen verklaard door algemene maatschappelijke
veranderingsprocessen die hun wortels hebben in de jaren ’60 en ’70 van de
20ste eeuw. Burgers maakten deel uit van processen van individualisering,
secularisering, emancipatie en persoonlijke ontplooiing. De individuele vrijheid
van burgers wordt in ons land terecht met hoofdletters geschreven. Opleiding en
emancipatie hebben geleid tot een grotere mondigheid, die tevens een groter
beroep op de eigen verantwoordelijkheid mogelijk maakt. Deze verworvenheden
moeten worden gekoesterd in de Nederlandse samenleving. In sommige gevallen
lijkt het accent op individuele vrijheid en zelfverwezenlijking echter te leiden tot
egocentrisme, vormen van zelfverrijking en een gebrek aan oog voor de vrijheden
van anderen. Het debat over waarden en normen krijgt voorts een extra
dimensie door de toegenomen pluriformiteit in ons land mede als gevolg van een
toestroom van grote groepen immigranten. Nederland heeft zich in enkele
decennia van een mono-etnische naar een multi-etnische samenleving
ontwikkeld. Vooral daar waar deze diversiteit soms sterk botsende waarden- en
gedragspatronen met zich meebrengt, noodzaakt dit in alle redelijkheid tot een
800049-2-001o
5
lees verder ►►►
discussie over de vraag welke waarden en normen gemeenschappelijk zouden
moeten worden gedeeld.
Uit: reactie kabinet op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid (WRR), Waarden, normen en de last van het gedrag. Den
Haag, maart 2004
In tekstfragment 1 wordt een historische ontwikkeling als verklaring voor de
verruwing gegeven.
2p
19 Welke ontwikkeling is dat?
Zowel in tekst 1 als in tekstfragment 1 wordt gesteld dat het noodzakelijk is op
redelijke wijze het publieke debat te voeren.
1p
20 Welke van de onderstaande uitspraken is juist als het gaat om het
maatschappelijk doel van een dergelijk publiek debat?
A In tekst 1 wordt benadrukt, dat het publieke debat ertoe bijdraagt
maatschappelijke verschillen tot uiting te brengen en in tekstfragment 1
wordt benadrukt, dat het publieke debat tot gemeenschappelijke waarden en
normen moet leiden.
B In tekst 1 wordt benadrukt, dat het publieke debat tot gemeenschappelijke
waarden en normen moet leiden en in tekstfragment 1 wordt benadrukt, dat
het publieke debat dient om maatschappelijke verschillen tot uiting te
brengen.
C Zowel in tekst 1 als in tekstfragment 1 wordt benadrukt, dat het publieke
debat dient om maatschappelijke verschillen tot uiting te brengen.
D Zowel in tekst 1 als in tekstfragment 1 wordt benadrukt, dat het publieke
debat tot gemeenschappelijke waarden en normen moet leiden.
Tekstfragment 2
Volgens bepaalde vrijzinnige opvattingen staat volledige vrijheid gelijk aan
volledige grenzeloosheid. Een ernstige vergissing, meent rechtsfilosofe Dorien
Pessers. “In het publieke domein zijn mensen die aanstoot nemen aan die
grenzeloosheid niet vrij zich eraan te onttrekken. Hún vrijheid is juist beknot,
niet verruimd.”
Pessers: “Zij lijden onder de tirannie van het persoonlijke. Dat is de houding van
mensen die zich op straat of op tv precies hetzelfde gedragen als thuis. Ze
hebben niet het geringste vermoeden dat zij in hun rol van burger andere
verantwoordelijkheden hebben dan thuis, als privé-persoon.”
Het vervagen van het onderscheid tussen privé en publiek is volgens Pessers de
oorzaak van veel ellende. Het probleem strekt verder dan alleen het
exhibitionisme in tv-shows. Op het spel staat ook een essentiële voorwaarde voor
de vreedzame omgang tussen mensen die niets gemeen hebben, of elkaar zelfs
niet kunnen luchten of zien, maar in het publieke leven wel met elkaar te maken
krijgen. Zij hebben behoefte aan een geheel van ongeschreven gedragscodes dat
hen in staat stelt in het sociale leven met elkaar te verkeren.
In haar oratie aan de Vrije Universiteit brandde Pessers, hoogleraar
rechtstheorie, een kaarsje voor het klassieke burgerschapsideaal, van het
800049-2-001o
6
lees verder ►►►
individu dat zijn private universum overstijgt en zich verplaatst in de belangen
en toekomst van de gemeenschap. “Van mij mogen we thuis onszelf zijn,
desnoods ons liederlijke zelf, maar buiten liever niet. Het publieke domein is van
ons allemaal, het is een res publica, waar we ons moeten kunnen associëren en
vreedzaam omgaan met mensen die we thuis niet dulden. Daar gelden de
spelregels van het theatrum mundi, het theater van de wereld. De grensovergang
van het persoonlijke naar het publieke gaat dan ook gepaard met een
verandering van kleding, gedrag en taal.”
Naar: Marcel ten Hoven, Tussen vrijheid en grenzeloosheid. Interview o.a.
met Dorien Pessers, Vrij Nederland, 19 mei 2007
3p
21 Formuleer een verklaring op basis van de visie van Dorien Pessers in
tekstfragment 2 voor de toegenomen ‘hufterigheid’, die in tekst 1 wordt
gesignaleerd (alinea 13) bij het gebruik van het internet. Gebruik voor je
antwoord maximaal 20 woorden.
Tekst 2 Over oorlog en vrede wordt niet rationeel beslist:
waarom haviken vaak winnen van duiven
21p
22 Maak een samenvatting in correct Nederlands van maximaal 220 woorden van
de tekst “Over oorlog en vrede wordt niet rationeel beslist: waarom haviken vaak
winnen van duiven”. Zorg ervoor dat deze samenvatting begrijpelijk is voor
iemand die de oorspronkelijke tekst niet kent. Uit je samenvatting moet duidelijk
worden:
welke typen adviseurs er bestaan in tijden van conflicten, en welke
omschrijving van deze typen gegeven wordt;
naar welk type adviseur beleidsmakers geneigd zijn te luisteren, en welke
algemene verklaring hiervoor gegeven wordt;
welke psychologische mechanismen worden genoemd ter onderbouwing van
deze verklaring;
met welke wens deze psychologische analyse wordt afgesloten.
Bronvermelding
Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen
behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd.
800049-2-001o*
7
einde „